Kansen voor de toekomst: Samenwerkende professionals in een verbindende publiek-private leerarchitectuur - prof. dr. Marc van der Meer

Opleiden in publiek-private samenwerking

Sinds de invoering van het topsectorenmodel in 2010 worden in het beroepsonderwijs op grote schaal publiek-private samenwerkingen geïnitieerd. Dat gebeurde eerst in de technische sectoren en later ook in de wereld van de zorg en aanpalende terreinen. In het hbo spreken we van ‘Centres of Exertise’, in het mbo van ‘Centra voor innovatief vakmanschap’.

Inmiddels zijn er 160 centra ingericht, in uiteenlopende toepassingsgebieden (meestal met Engelstalige benamingen) zoals High-Tech Systems and Materials (HTSM), Smart industry, Water-management, Domotica, Bio-based economy. In deze centra brengen scholen hun pedagogisch-didactische expertise in en bedrijven ontwikkelingsvraagstukken met betrekking tot ontwerp en inrichting van productieprocessen en innovatievraagstukken.

Nu eens gaat het om een doorstart van al eerder bestaande netwerken van bedrijven en onderwijsinstellingen, denk aan de RDM-campus in Rotterdam of de Duurzaamheidsfabriek in Dordrecht, dan weer worden nieuwe samenwerkingsverbanden ingericht omdat er subsidiemiddelen beschikbaar zijn, zoals bijvoorbeeld de 3D-campus in Haarlem.

Deze centra zijn gepositioneerd naast de lectoraten in het hbo en practoraten in het mbo, die er vaak in deelnemen. De inrichting van deze centra is in de landelijke politiek goed ontvangen. Het Platform bètatechniek (en nu Katapult) heeft diverse positieve rapporten gepubliceerd over de groei van het aantal studenten in technische opleidingen en over de innovatieve samenwerking die tussen bedrijven en onderwijsinstellingen bestaat.

 

De rol van docenten

Opvallend is dat tot nu toe vrijwel geen studies zijn gepubliceerd over de rol van docenten in dit soort samenwerkingsverbanden. Docenten zijn de architect van leerprocessen.[1] Zij moeten dus een centrale rol spelen in de nieuwe leeromgevingen die de afgelopen jaren in het mbo en hbo in verbinding met het werkveld in allerlei sectoren tot stand zijn gekomen.

Uit de recente verkennende publicatie van Katapult (een netwerk van meer dan 150 samenwerkingsverbanden tussen onderwijs en bedrijfsleven) met praktijkervaringen en reflecties blijkt dat dit ook gebeurt: docenten functioneren niet alleen als leraar, maar ook als trainer, coach of instructeur, en in combinatie met een positie in het werkveld tevens als projectleider, business developer, relatie- en innovatiemanager of onderzoeker.

Dat rijmt uitstekend met evaluatieve gegevens uit een metastudie van het ICLON (https://www.universiteitleiden.nl/iclon) in Leiden waaruit blijkt dat leraren zich vooral ontwikkelen door samen te werken met anderen.[2] Bovendien is de werkomgeving de beste locatie om zich te ontwikkelen, zeker als docenten een onderzoekende houding weten aan te nemen. Deze condities zijn in de 160 publiek-private samenwerkingen in mbo en hbo ruimschoots voorhanden.

Nog interessanter is dat de proeftuinen verschillende organisatorische grondslagen kennen, zodat nu nauwkeuriger kan worden beredeneerd welke resultaten kunnen worden bereikt in settings die gericht zijn op bijvoorbeeld innovatie, educatie, opleiding, onderzoek of een leven lang leren.

 

Onderwijskundige opbrengst

Veel minder weten we nog van de onderwijskundige opbrengst van de inspanningen. Wordt er op een andere manier onderwijs verzorgd, hoe werken mbo en hbo samen, veranderen de leerprocessen? Dat zijn allemaal relevante vragen die een antwoord verdienen, zeker als we willen dat reguliere opleidingen meeprofiteren van investeringen, die in de PPS’en worden gedaan.

Daarom is het noodzakelijk de professionele inzet van docenten en praktijkbegeleiders verder tegen het licht te houden. Uit de publicatie van Katapult volgt een pluriform beeld, waarover ik hier drie opmerkingen maak gericht op verdere innovatie en kennisuitwisseling in de nabije toekomst.

Mijn eerste vraag luidt of de sequentie van lessen voorbereiden, onderwijs geven en onderwijs evalueren door de PPS verandert. Het ligt bijvoorbeeld voor de hand dat in de voorbereiding van het onderwijs naast de docenten ook andere partijen (bedrijven, instellingen) zijn betrokken, die kunnen reflecteren op de leerdoelen en de casuïstiek. Tevens is duidelijk dat in de uitvoering van het onderwijs andere vormen dan klassikaal lesgeven worden toegepast: meer projectgericht met een andere begeleidingsinzet. Tenslotte zal in de evaluatie waarschijnlijk niet alleen sprake zijn van summatief, maar ook van formatief beoordelen. Hoe deze reflectie precies werkt en tot welke vormen van morele oordeelsvorming men komt, vraagt om nadere beschouwing.

 

Arbeidsrelaties

Ten tweede vragen de kwaliteit en ontwikkeling van de arbeidsrelaties in een PPS om beter begrip. We spreken wel over docent- en expertontwikkelingsteams, professionele leergemeenschappen en circulaire carrières, maar we begrijpen onvoldoende hoe de arbeidsverhoudingen daarvan in elkaar steken.

Om te beginnen met de economische relatie tussen organisatie en medewerkers: zolang de deelnemende partijen nog met gesloten beurzen werken, is de verhouding van de salariëring, arbeidstijden en overige arbeidsvoorwaarden van de betrokken professionals misschien geen issue, maar in alle andere gevallen is dat natuurlijk wel het geval. Voor scholen blijkt het in de praktijk echt niet gemakkelijk ervaren deskundigen uit het werkveld als medewerker aan te trekken. Die zijn niet zomaar beschikbaar, zeker in een krappe arbeidsmarkt. Hoe moeten dan de taken worden verdeeld?

En vervolgens: waarom waarderen we een instructeur in het onderwijs veel lager, maar in het bedrijfsleven juist in een hogere loonschaal? En hoe flexibel zijn de contracten en daarmee de continuïteit van de samenwerking? Is er voldoende ruimte en bewust vertrouwen? Kunnen er bijvoorbeeld verschillen van inzicht bestaan tussen partijen en hoe worden die productief aangewend, zonder dat de onderlinge relatie wordt belemmerd?

Dat helpt vervolgens te begrijpen hoe binnen deze innovatieprojecten het ‘psychologische contract’ van de school of het bedrijf met hun medewerkers opnieuw wordt gedefinieerd: wat zijn de wederzijdse verwachtingen over carrièreperspectieven, werkinzet en aard van de professionele ontwikkeling? Het is heel goed denkbaar dat binnen de PPS nieuwe vennootschappen en maatschappen van experts tot ontwikkeling willen komen, gericht op productvernieuwing met eigen professionele normen over de kwaliteit van het werk dat de deelnemers aan zo’n samenwerkingsverband willen nastreven.

 

Maatschappelijke doorbraak

Ten derde verdient het lerend vermogen van de PPS-aanpak een verdere impuls. We zouden daartoe de doorbraaktechniek, die we kennen uit de geneeskunde en die destijds bij Het Platform Beroepsonderwijs is uitgeprobeerd, nog eens tegen het licht kunnen houden.

Toen is gekeken naar de professionalisering van docenten, effectief leren en effectief opleiden, en werkplekleren. Op geen van deze issues werden gemakkelijk resultaten bereikt, maar begrip van de barrières en inzicht in de succesfactoren van samenwerking is onontbeerlijk om de kansen voor de toekomst te wegen. Dan zal duidelijk worden dat de bijdrage van dit soort experimenten vraagt om spreiding van het onderwijskundig leiderschap bij de betrokken expertteams. Dat biedt de beste garanties voor docenten om zich duurzaam verder te ontwikkelen.

 

Marc van der Meer, Bijzonder hoogleraar Onderwijsarbeidsmarkt, Tilburg Law School/ CAOP en tevens als onafhankelijk wetenschappelijk adviseur verbonden aan S-BB (http://www.s-bb.nl), Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs-bedrijfsleven.

Twitter: @marcvdrmeer; @marcvdmeer (https://twitter.com/marcvdrmeer?lang=en)

website: www.marcvandermeer.org (http://www.marcvandermeer.org)

 

 

[1] Deze tekst opgenomen in Katapult – Docenten in een publiek-private samenwerking, juni 2018, pp.28-29.

[2] Zie Veen, K. van, R. Zwart, J. Meirink, & N. Verloop (2010). Professionele ontwikkeling van leraren: een reviewstudie naar effectieve kenmerken van professionaliseringsinterventies van leraren. Leiden: ICLON. Meer, M. van der (2014., Vakmensen en bewust vertrouwen, oratie, Tilburg Law School.

MarcvdMeer MarcvdMeer